Het begrip gebouw

De wettelijke bepalingen over de levering en verhuur van onroerende zaken moeten worden uitgelegd conform de daarmee corresponderende richtlijnbepalingen. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie vormen de in de btw-richtlijn opgenomen vrijstellingen en de daarbij gehanteerde termen meestal communautaire begrippen. De criteria uit het nationale civiele recht van de lidstaten van de Europese Unie zijn in dat geval niet relevant voor de uitleg van de vrijstellingen en de daarbij gebruikte begrippen. Het begrip “gebouw” is geen communautair begrip, want het is slechts omschreven in de Wet op de omzetbelasting.

Gebouw 

Het begrip “gebouw” is omschreven als: ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden (artikel 11, derde lid, onderdeel a, Wet op de omzetbelasting). Het begrip heeft een ruime betekenis; deze term omvat iedere door de mens ontworpen constructie. Het begrip heeft niet alleen betrekking op woningen en bedrijfspanden, maar ook op constructies zoals bruggen, viaducten, wegen, atletiekbanen en kunstgrasvelden. Ook constructies die zich (gedeeltelijk) onder de grond of het water bevinden, zoals tunnels, sluizen, parkeergarages, leidingen voor gas, elektra, water en kabelnetwerken, vormen een “gebouw”. Een bouwwerk dat nog niet is voltooid vormt voor de BTW (al) een gebouw. Te denken valt aan een half afgebouwde constructie of een constructie die onderdeel vormt van een nog te bouwen gebouw, zoals de fundering. Een gedeeltelijk gesloopt gebouw vormt in belastingtechnisch opzicht ook (nog) een gebouw.

Bron: rijksoverheid