Sociaal-psychologisch therapeut niet vrijgesteld van BTW

Sociaal-psychologisch therapeut niet vrijgesteld van BTW

Eiseres werkt zelfstandig als sociaal-psychologisch therapeut. Zij heeft een beroep gedaan op de vrijstelling voor medische en paramedische beroepen (art. 11, eerste lid, aanhef en onderdeel 9, ten eerste, Wet OB 1968). De rechtbank overweegt dat de vrijstelling van toepassing indien de diensten van eiseres een vergelijkbaar kwaliteitsniveau hebben als die van een psycholoog (HvJ EG 27 april 2006, nrs. C-443/04 en C444/04, Solleveld en Van den Hout- Van Eijnsbergen). De rechtbank is van oordeel dat eiseres dat niet aannemelijk heeft gemaakt.

Datum uitspraak: 03-05-2012
Datum publicatie: 22-06-2012
Rechtsgebied: Belasting
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Eiseres werkt zelfstandig als sociaal-psychologisch therapeut. Zij heeft een beroep gedaan op de vrijstelling voor medische en paramedische beroepen (art. 11, eerste lid, aanhef en onderdeel 9, ten eerste, Wet OB 1968). De rechtbank overweegt dat de vrijstelling van toepassing indien de diensten van eiseres een vergelijkbaar kwaliteitsniveau hebben als die van een psycholoog (HvJ EG 27 april 2006, nrs. C-443/04 en C444/04, Solleveld en Van den Hout- Van Eijnsbergen). De rechtbank is van oordeel dat eiseres dat niet aannemelijk heeft gemaakt.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
 
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/9062

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2012 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 4 november 2011 op het bezwaar van eiseres tegen de door haar over het tijdvak van 1 april 2011 tot en met 30 juni 2011 voldane omzetbelasting.

Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2012. Namens eiseres is daar de gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [B], [C] en [D].

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;

Overwegingen
1. Eiseres is sociaal-psychologisch therapeut en zelfstandig gevestigd. De diensten die zij verricht bestaan uit behandeling volgens de methode Speyer en individuele counseling. Eiseres heeft de opleiding HBO maatschappelijk werk gevolgd en een aantal aanvullende opleidingen, onder meer een opleiding Speyertherapie. Zij is lid van het Nederlands Verbond voor Psychologen, psychotherapeuten en Agogen.

2. Eiseres heeft over het tweede kwartaal van 2011 een bedrag van € 1.179 aan omzetbelasting op aangifte voldaan.

3. In geschil is of op de diensten die eiseres verricht de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, ten eerste, van de Wet op de omzetbelasting 1968 van toepassing is.

4. Op grond van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 2 december 2010 is in 2011 de wettekst die gold vóór 1 juli 2009 van kracht. Deze luidt voor zover van belang als volgt:
“1. Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:
g
1º. Gezondheidskundige verzorging van de mens in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg alsmede gezondheidskundige verzorging van de mens door psychologen; […];”

5. Nederland heeft met deze bepaling uitvoering gegeven aan artikel 132, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de BTW-Richtlijn (nr. 2006/112/EG) dat als volgt luidt:
“1. De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
[…]
c) medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen als omschreven door de betrokken lidstaat […].”

6. In zijn arrest van 27 april 2006 (Solleveld en Van den Hout-Van Eijnsbergen, zaken C-443/04 en C-444/04) heeft het Hof van Justitie EG met betrekking tot de praktisch gelijkluidende bepaling in de Zesde Richtlijn (nr. 77/388/EEG) onder meer als volgt overwogen:
“40 Om vast te stellen of het om soortgelijke gezondheidskundige verzorging van de mens gaat, moet evenwel, wat de vrijstelling voorzien in artikel 13, A, lid 1, sub c, van de Zesde richtlijn betreft en gelet op het doel van die bepaling, rekening worden gehouden met de beroepskwalificaties van de verleners van die zorg. Wanneer die kwalificaties niet identiek zijn, kan gezondheidskundige verzorging van de mens namelijk alleen als soortgelijk worden aangemerkt, voorzover deze voor de zorgontvanger een gelijkwaardig kwaliteitsniveau heeft.”

7. De rechtbank zal derhalve beoordelen of eiseres aannemelijk maakt dat de diensten die eiseres verricht een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben als diensten verricht door psychologen die de vrijstelling deelachtig zijn.

8. Uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd kan de rechtbank niet afleiden dat de diensten die eiseres verricht vergelijkbaar zijn met de diensten die door een psycholoog worden verricht. De behandelmethode die eiseres vooral toepast is de Speyertherapie. Ter zitting moest eiseres het antwoord op de vraag of deze methode eveneens door psychologen wordt toegepast, schuldig blijven. Nu dit niet vaststaat, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat haar diensten van een vergelijkbaar kwaliteitsniveau zijn als die van een psycholoog. Ook uit hetgeen eiseres met betrekking tot haar vooropleiding heeft aangevoerd, kan de rechtbank niet opmaken dat zij het vereiste kwaliteitsniveau heeft. Noch met betrekking de opleiding HBO Maatschappelijk Werk noch met betrekking tot de opleiding Speyertherapie is de rechtbank gebleken dat deze voor wat betreft inhoud en eindniveau vergelijkbaar is met een opleiding tot psycholoog.

9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J.M. Reniers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

LJN: BW9215, Rechtbank ‘s-Gravenhage , 3 mei 2012, AWB 11/9062

Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op

Geef een reactie