Kosten van IVF-behandeling niet aftrekbaar

Inkomstenbelasting. Ziektekosten. Kosten van IVF-behandeling niet aftrekbaar omdat zij niet ‘drukken’. Giftenaftrek.




Datum uitspraak: 06-11-2012
Datum publicatie: 15-11-2012
Rechtsgebied: Belasting
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Inkomstenbelasting. Ziektekosten. Kosten van IVF-behandeling niet aftrekbaar omdat zij niet ‘drukken’. Giftenaftrek.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrechtnummer 12/00146
uitspraakdatum: 6 november 2012

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 9 februari 2012, nummer AWB 11/1122, in het geding tussen de Inspecteur en

X te Z(hierna: belanghebbende).

1.  Ontstaan en loop van het geding

1.1  Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.736 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.864. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 888.

1.2  De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 februari 2011 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.352 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.280. De beschikking heffingsrente is verminderd tot € 810.

1.3  Tegen die uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 9 februari 2012 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de vaststelling van het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 36.813 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4  De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5  De Inspecteur heeft een nader stuk ingediend, gedagtekend 28 juni 2012, dat op 29 juni 2012 door het Hof is ontvangen.

1.6  Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.7  Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2012 te Arnhem. Daarbij zijn belanghebbende en haar gemachtigde verschenen en gehoord. Tevens is de Inspecteur verschenen.

1.8  Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.9  Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Nadien heeft het Hof op 13 september 2012 een verzoek tot vergoeding van proceskosten van belanghebbende ontvangen. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen in de zin van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht. Een afschrift van het verzoek is aan deze uitspraak gehecht.




2.  De feiten

2.1   Belanghebbende is geboren op 31 augustus 1962. Zij heeft twee kinderen, een zoon en een dochter. De dochter is op 13 maart 2008 geboren en is verwekt door middel van kunstmatige inseminatie, namelijk in-vitrofertilisatie (hierna: IVF). Belanghebbende heeft voorafgaand aan de IVF-behandeling diverse medische behandelingen ondergaan in Nederland, België en Duitsland. De IVF-behandeling heeft daarna in juli 2007 in Spanje plaatsgevonden.

2.2  Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV over het onderhavige jaar gedaan. In deze aangifte heeft zij een bedrag van € 12.785 aan ziektekosten opgevoerd, alsmede een bedrag van € 3.133 aan giften.

2.3  Naar aanleiding van vragen van de Inspecteur omtrent de in 2.2 vermelde aftrekposten, heeft belanghebbende in haar brief van 22 februari 2010 aan de Inspecteur de volgende specificaties gegeven:

Ziektekosten  €
– Gynaecoloog  500,00
– IVI (Valencia)  8.908,00
– Apotheek  1.049,77
– Leempoel  335,30
– E Ziekenhuis  2.859,02
– Rode Kruis vervoer  562,25
– Infomedics  117,80
– AML  160,04
– Vueling  566,00
– NS  30,00
– Overnachting (Valencia)  82,39
– Reiskosten  4,65
– CAK eigen bijdrage  545,95
– Therapeutisch zwemmen  262,50
Transport  15.983,67

Ziektekosten (vervolg)  €  €

Transport overige kosten (in totaal)  15.983,67
Huisapotheek  46,00
Chronische ziekte  808,00
Basispremie  1.279,00
Ontvangen zorgtoeslag  354,00    (abusievelijk als kosten aangemerkt)
Ingehouden premie  2.095,00
In totaal              20.566
Af: drempel               -6.222
Aftrekbaar              14.344

Giften  €
Stichting A  2.500
Stichting B  50
Stichting C  120
Stichting D  125
Greenpeace  20
Wereld natuur fonds  36
NOVIB/OXFAM  120
Kerk  200
Foster Parents  516
Unicef   210
In totaal  3.897

Als bijlage bij de brief van 22 februari 2010 heeft belanghebbende een zogenoemde showtas (hierna: de showtas) met bescheiden gevoegd.

2.4  De Inspecteur heeft bij brieven van 2 maart 2010 en 26 maart 2010 om nadere informatie verzocht met betrekking tot de in 2.2 vermelde aftrekposten. Aangezien nadere informatie achterwege is gebleven, heeft de Inspecteur de aanslag opgelegd, waarbij deze aftrekposten niet zijn geaccepteerd. Tegen de aanslag is bezwaar gemaakt.

2.5  In reactie op het ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur bij brief van 24 augustus 2010 om nadere informatie verzocht met betrekking tot de in 2.2 vermelde aftrekposten. Bij brief van 21 juli 2010, ontvangen door de Inspecteur op 2 september 2010, heeft belanghebbende – voor zover van belang – het volgende aan de Inspecteur geschreven:

“Ik heb gezondheidsklachten gehad. Mijn weg naar zwangerschap was lang. Ik betaalde de reiskosten zelf en ook de buitenlandse artsen. (…). Ik heb zelf voor de buitenlandse weg gekozen. Ik heb vervolgens verschillende Belgische Ziekenhuizen bezocht en uiteindelijk gekozen voor het E Ziekenhuis mét succes: ik heb een dochter gekregen. (…).

Giften
In de showtas kunt u van alle giften afschriften inzien.
(…).
U wilt informatie over stichting C: deze kunt u vinden op de website www.stichting-C.nl.
U wilt informatie over Stichting A.
Ik stuur u bij deze schriftelijke informatie toe over de doelstelling van Stichting A.”

2.6  Bij brief van 5 januari 2011 stuurt belanghebbende een doktersverklaring van de huisarts aan de Inspecteur, welke verklaring als volgt luidt:

“Uit het dossier van [Hof: belanghebbende] blijkt dat ze een langdurig medisch traject heeft doorlopen tot het moment van zwangerschap. De zwangerschapswens was zo dringend en sterk. En de druk was enorm. Tevens heeft zij het als een psychische belasting ervaren dat zij geen kind meer kon krijgen. (…) conform het standpunt van de KNMG verstrek ik geen gegevens aan derde instanties, tenzij opgevraagd door een medicus van de belastingdienst voorzien van handtekening van de patiënt.”

2.7  In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur – voor zover van belang – aan giften een bedrag van € 888 geaccepteerd, waarvan hij, na aftrek van een drempelbedrag van € 504, € 384 als aftrekpost in aanmerking heeft genomen. Voor de opgevoerde ziektekosten heeft de Inspecteur geen bedrag in aftrek toegelaten, omdat deze het drempelbedrag niet overstegen.

2.8  De Rechtbank heeft geoordeeld dat onder meer de kosten van de IVF-behandeling aftrekbaar zijn en heeft de aftrekbare ziektekosten – voor toepassing van de drempel – op een bedrag van € 17.073 berekend. In hoger beroep hebben partijen verklaard dat de Rechtbank – in ieder geval – ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een correctie daarop van € 323 (Vueling) en € 1.548,10 (onbenoemde uitgaven).

2.9  Ten aanzien van de giften heeft de Rechtbank geoordeeld dat naast het bedrag van € 931 dat de Inspecteur in de beroepsfase heeft geaccepteerd, de giften aan Stichting A (€ 2.500), Stichting B (€ 50) en Stichting C (€ 120) aftrekbaar zijn. De Rechtbank heeft het aftrekbare bedrag aan giften daarom – na toepassing van de drempel van € 540 – op € 3.061 berekend.

3.  Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1  In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van ziektekosten als buitengewone uitgaven. Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van giften aan stichting A en stichting C.

3.2  Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3  Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en – naar het Hof begrijpt – tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.257.

3.4  De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 50.352 – € 57 =) € 50.295.

4.  Beoordeling van het geschil

Buitengewone uitgaven wegens ziekte

4.1   Persoonsgebonden aftrek is het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten en de niet eerder in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek van voorafgaande jaren. Persoonsgebonden aftrekposten zijn – onder andere – buitengewone uitgaven (artikel 6.1, lid 1, letter a, en lid 2, aanhef en letter d, van de Wet inkomstenbelasting 2001; hierna: de Wet IB 2001).

4.2   Ingevolge artikel 6.16, aanhef en letter a, van de Wet IB 2001, worden als buitengewone uitgaven onder meer aangemerkt de uitgaven wegens ziekte van de belastingplichtige.

4.3   Op grond van artikel 6.17, lid 1, letter a, van de Wet IB 2001, worden als uitgaven wegens ziekte aangemerkt de daarmee verband houdende uitgaven voor geneeskundige hulp.

4.4  De Inspecteur betoogt dat de kosten van de IVF-behandeling van € 8.908 geen uitgaven wegens ziekte zijn en daarnaast dat de kosten van de IVF-behandeling niet op belanghebbende drukken omdat deze declarabel waren. Het Hof zal eerst beoordelen of de kosten op belanghebbende drukken.

4.5  Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten en omstandigheden aannemelijk dient te maken die leiden tot de conclusie dat er sprake is van aftrekbare ziektekosten. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.

4.6  Belanghebbende stelt dat zij vanwege hevige emoties tijdens de zwangerschap en ernstige gezondheidsproblemen van haarzelf en haar dochter na de bevalling, niet in staat is geweest eerder dan geruime tijd na de bevalling contact op te nemen met de ziektekostenverzekeraar over de vergoeding van de IVF-kosten. De verzekeraar heeft bij dat contact aangegeven dat, om voor een vergoeding in aanmerking te kunnen komen, voorafgaand aan de behandeling toestemming had moeten worden gevraagd voor het ondergaan van de buitenlandse behandeling. Belanghebbende heeft daaruit opgemaakt dat, nu zij die toestemming niet heeft gevraagd, de verzekeraar de kosten niet zou vergoeden. Zij heeft zich niet meer de moeite getroost de kosten te declareren. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbendes gemachtigde verklaard dat wanneer belanghebbende voorafgaand aan de behandeling om een vergoeding zou hebben verzocht, zij deze vermoedelijk zou hebben gekregen.

4.7  In de wetsgeschiedenis is over het begrip ‘drukken’ – voor zover van belang – het volgende te opgenomen:

‘De Raad geeft terecht aan dat het begrip drukken twee betekenissen kan hebben. In algemene zin wordt met het begrip ‘drukken’ aangegeven dat de uitgaven daadwerkelijk betaald zijn zonder verhaalsmogelijkheid. Met betrekking tot uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, buitengewone uitgaven en weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen (hoofdstuk 6, afdelingen 4, 5 en 6) is daarnaast vereist dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen voelt tot het doen van deze uitgaven.’
Kamerstukken II 1998/99, 26 727, A, p. 106 (advies Raad van State en nader rapport).

4.8  Naar het oordeel van het Hof maakt belanghebbende met hetgeen zij heeft verklaard niet aannemelijk dat zij niet over verhaalsmogelijkheden heeft beschikt ten aanzien van de IVF-kosten. Belanghebbende heeft niets overgelegd waaruit dit zou kunnen blijken. De verklaring van de gemachtigde van belanghebbende ter zitting van het Hof wijst veeleer op het tegendeel. De persoonlijke motieven van belanghebbende om pas op een (te) laat moment te informeren naar verhaalsmogelijkheden brengen in dat oordeel geen verandering. Wanneer een belastingplichtige met vrucht de door hem gemaakte kosten op een ander kan verhalen en ervoor kiest om zijn verhaalsrecht niet uit te oefenen, dan drukken de kosten niet tenzij van belanghebbende in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij de onderwerpelijke kosten op de ander zou verhalen (vgl. HR 22 juli 1983, nr. 21.811, BNB 1983/289). Van dergelijke omstandigheden is het Hof niet gebleken. Dientengevolge gaat het Hof ervan uit dat vorenbedoelde kosten niet op belanghebbende drukken, zodat zij niet voor aftrek in aanmerking komen.

4.9  Uit het voorgaande vloeit voort dat de stelling van de Inspecteur dat de IVF-kosten geen ziektekosten zijn, geen behandeling meer behoeft.

4.10  Naast de aftrek van IVF-kosten is nog een bedrag aan ziektekosten van € 1.126 in geschil. Belanghebbende heeft deze kosten als volgt gespecificeerd in haar brief van 22 februari 2010: E ziekenhuis € 550, Nationale Spoorwegen 2 x € 15, CAK eigen bijdrage € 512,75 en CAK eigen bijdrage € 33,20.

4.11  De Inspecteur heeft zich met betrekking tot de in 4.10 genoemde kosten op het standpunt gesteld dat belanghebbende geen bewijs daarvan heeft geleverd.

4.12  Het Hof komt tot het oordeel dat belanghebbende niet aan de op haar rustende bewijslast heeft voldaan. Uit het dossier is niet gebleken dat belanghebbende op enigerlei wijze bewijs heeft geleverd voor de in 4.10 genoemde kosten. De kosten zijn mitsdien niet aftrekbaar. Het Hof is bij die beoordeling uitgegaan van de stukken die in zijn dossier en het dossier van de Rechtbank zitten. Ten aanzien van de – door de Inspecteur bestreden – stelling van belanghebbende dat zij stukken aan de Inspecteur (al dan niet in de showtas) heeft aangeleverd welke niet in het dossier zijn opgenomen, merkt het Hof het volgende op. Bij betwisting door de Inspecteur van de ontvangst van originele stukken, rust op belanghebbende de bewijslast aannemelijk te maken dat zij deze stukken wel aan de Inspecteur heeft verstrekt. Het feit dat zij geen kopieën van de originele stukken heeft gemaakt, komt voor haar rekening en risico.

4.13  Belanghebbende staat een aftrek van ziektekosten voor van – vóór toepassing van de drempel – € 15.202. Nu de IVF-kosten en de in 4.10 genoemde kosten niet voor aftrek in aanmerking komen, is maximaal een bedrag van € 5.168 aftrekbaar. Aangezien dit bedrag lager is dan de drempel van € 6.211 (11,5% van € 50.736 + € 3.280), dient de aftrek van ziektekosten op nihil te worden gesteld.

Giften

4.14  Het Hof stelt voorop dat ingevolge artikel 6.33 van de Wet IB 2001 giften bevoordelingen zijn uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. In geschil is of belanghebbende zogenaamde ‘andere giften’ heeft gedaan. Dit zijn ingevolge artikel 6.35 in verbinding met artikel 6.33, letter b, van de Wet IB 2001, giften aan in Nederland gevestigde instellingen, waarbij onder instellingen wordt verstaan kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instellingen. De aftrek van ‘andere giften’ wordt, tot een bepaald bedrag, in aanmerking genomen voor zover de giften met schriftelijke bewijzen kunnen worden gestaafd (artikel 6.39, lid 1, van de Wet IB 2001).

4.15  De Inspecteur betoogt dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van giften aan Stichting A en Stichting C omdat van beide niet is gebleken dat er sprake is van een algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi). Tevens ontbreekt van de gift aan Stichting C een betalingsbewijs van € 100.

4.16   Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten en omstandigheden aannemelijk dient te maken die leiden tot de conclusie dat er sprake is van aftrekbare giften. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.

4.17   Voorzover belanghebbende ten aanzien van de in geschil zijnde giften stelt dat zij stukken daarvan naar de Inspecteur heeft gezonden en deze door diens toedoen in het ongerede zijn geraakt en daarom niet in het dossier zijn opgenomen, verwijst het Hof naar hetgeen daarover onder 4.12 is opgenomen.

Stichting A

4.18  Stichting A heeft, getuige een door belanghebbende bij de brief van 21 juli 2010 aan de Inspecteur overgelegd ongedateerd afschrift van een document met als titel ‘informatie’, tot doel het signaleren en helpen oplossen van structurele problemen welke personen en organisaties ondervinden op, nationaal en internationaal gezien, de drie meest belangrijke sociaal-maatschappelijke terreinen, namelijk: onderwijs/persoonsontwikkeling, zorg en rechtsbescherming. In genoemd document (bestaande uit één pagina) is verder aangegeven hoe de Stichting op hoofdlijnen tracht haar doelstelling te bereiken en dat de Stichting voor een groot deel afhankelijk is van schenkingen. Tevens is het volgende opgenomen: “Stichting A is een algemeen nut beogende instelling en heeft geen winstoogmerk”. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende een identiek document overgelegd waarbij de titel is gewijzigd in ‘informatie 2007’.

4.19  Belanghebbende heeft voorts gewezen op de behandeling van de aangifte IB/PVV 2001 ten name van F waarin een gift aan de Stichting A is geaccepteerd.

4.20  Het Hof komt tot het oordeel dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de op haar rustende bewijslast. Aangezien belanghebbende, ondanks een verzoek daartoe van de Inspecteur, geen statuten en jaarstukken van Stichting A heeft overgelegd, kan niet worden vastgesteld wat de doelstellingen van de Stichting in 2007 zijn en of de uitvoering daarmee in overeenstemming is. Een enkel document dat door de Stichting zelf is opgesteld, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het gegeven dat een andere belastingplichtige een gift in 2001 aan Stichting A in aftrek heeft kunnen brengen, werpt onvoldoende licht op de doelstellingen en werkzaamheden van deze stichting in het jaar 2007. Het ter zitting overgelegde document waaraan ten opzichte van het eerder overgelegde document het jaar 2007 is toegevoegd, brengt daarin geen verandering. Mitsdien bestaat geen recht op aftrek van de gift aan de Stichting A.

Stichting C

4.21  Belanghebbende heeft geen inzicht gegeven in de doelstellingen van Stichting C. Ter zitting van het Hof heeft zij verklaard dat deze stichting het welzijn behartigt van mensen met het 22Q ter deletiesyndroom.

4.22  Het Hof is van oordeel dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat Stichting C als een anbi kan worden beschouwd. Zij heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in de doelstellingen en werkzaamheden van deze stichting. De gift aan Stichting C is terecht niet in aanmerking genomen door de Inspecteur.

Slotsom

Op grond van het in 3.4 vermelde, is het hoger beroep gegrond.

5.  Kosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 874 (1 punt voor het indienen van het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 1,80 voor de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting van het Hof.

6.  Beslissing

Het Gerechtshof:

–   vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens voor wat betreft de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht;
–   vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de aanslag en de heffingsrente;
–   vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.295;
–   vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig; en
–  veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 875,80.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. R.F.C. Spek, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.

De beslissing is op 6 november 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier,          De voorzitter,

(J.H. Riethorst)  (B.F.A. van Huijgevoort)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

LJN: BY3280, Gerechtshof Arnhem , 12/00146



Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op

Geef een reactie