Verzwegen inkomsten uit hennepkwekerij

Inkomstenbelasting. Boete. Verzwegen inkomsten uit hennepkwekerij.

rechtspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-13/01792

Uitspraak d.d. 24 juni 2014

in het geding tussen:

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [P], de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 november 2013, nummer SGR 13/5592 betreffende na te melden aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag en de daarbij gegeven beschikking.

Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 ambtshalve een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 113.615. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 452.

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot € 226.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.787, de boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 944 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 44 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van de gedingen in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband hiermee is een griffierecht geheven van € 118.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 mei 2014, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staan, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten en omstandigheden vast:

3.1. Belanghebbende is ongehuwd en woont in [Z]. Belanghebbende was huurder van een woning op het adres [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning). De huur bedroeg € 800 per maand. De woning is een bovenwoning op de derde en vierde verdieping. De derde verdieping werd bewoond door [A].

3.2 Op 11 juni 2009 is bij een inval in de woning een in bedrijf zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij zijn 897 hennepplanten afgevoerd.

3.3. Op 1 juli 2009 is belanghebbende over de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning door de politie verhoord. In het verslag van dit verhoor is onder meer het volgende vermeld:

”V: Waar bestaan je inkomsten uit?

A: Ik werk nu bij [B]. Ik timmer en ik tegel. Ik krijg per week 400 Euro uitbetaald.

V: Waar sta je ingeschreven. Hoe lang is dat en wie is je huisbaas?

A: Ik sta ingeschreven op de [b-straat]. Ik verblijf nu bij een vriend. [De woning] stond op mijn naam. Ik had een verhuurderverklaring vanaf 12 december 2005 en een huurovereenkomst voor die woning. Ik heb in [een kopie] van die overeenkomst en die sta ik aan u af. De woning staat op mijn naam.

V: Kan je uitleggen waar de dan verbleef.

A: Ik verbleef bij een vriend in een woning aan de [c-straat] in [Z]. In het weekend ging ik naar de gemeente [Q]. Op de vrijdagen kwam ik in [de woning]. Ik kwam daar alleen maar om papieren in te vullen van mijn werkgever.

V: Er is een paspoort aangetroffen in [de woning] van [A]. Wie is [A]?

A: Dat klopt. [A] is een hele goede vriend van mij. Omdat [A] problemen heeft met zijn vrouw en zijn huis is uitgezet. Heb ik [A] aangeboden om in [de woning] te komen wonen. [A] hoefde geen geld te betalen aan mij voor die woning. Hij mocht daar gratis wonen.

A: Wanneer is [A] daar komen wonen.

V: Volgens mij was dat anderhalf jaar geleden. Ik heb hem de sleutel gegeven.

V: Vertel eens wat over de hennepkwekerij die is aangetroffen.

A: Ik weet daar niets van. Dat moet je geloven. Ik begrijp dat ik een probleem heb met die hennepkwekerij omdat die woning op mijn naam staat, maar je moet begrijpen dat ik daar niets vanaf wist.

Ik zal vertellen wat er is gebeurd.

Afgelopen januari ben ik in [Z] in een café een Marokkaanse jongen met de naam [C] tegengekomen.

Die [C] vroeg aan mij of ik een ruimte van [de woning] aan hem kon verhuren.

Ik ben akkoord gegaan met die [C] en ik heb vanaf januari de ruimte waar de plantjes zijn aangetroffen aan die [C] verhuurd. We spraken vervolgens iedere maand af dat [C] die 800 Euro aan mij zou overhandigen. Vanaf maart 2009, zo was de afspraak heb ik die 800 Euro gekregen.

Nu moet ik achteraf zeggen dat dit naïef en stom van mij is geweest.

V: Wist [A] dat er een hennepkwekerij in die woning aanwezig was?

A: Dat moet je aan [A] zelf vragen.

Je moet goed begrijpen dat [C] een aparte ingang/toegangsdeur had gemaakt naar die Hennepkwekerij.

[C] hoefde, door die toegangsdeur die hij had gemaakt nooit door mijn woning heen.

Ik had de afspraak met [C] gemaakt dat ik niet in die ruimte zou komen die [C] van mij zou huren en [C] zou niet bij mij komen, dat was de afspraak. En ik heb mij aan die afspraak gehouden. Je kan het naïef noemen, maar het is zoals het is.

Ik begrijp nu ook wel waarom ik niet in die ruimte mocht komen. [A], de man van het paspoort wist ook van die afspraak en is ook niet in die ruimte geweest waar die hennepplanten verbouwd werden. [C] sliep ook niet in [de woning]. Volgens mij kwam [C] alleen op het adres om die plantjes te verzorgen. Dat laatste weet ik niet zeker. Ik heb [C] ook nooit in die woning gezien. Ik heb hem alleen gezien toen hij die ruimte kwam bekijken.

V: Ben je nooit aangesproken door buren over overlast.

A: [A] heeft mij vier weken geleden aangesproken over het feit dat onderburen van mij een waterlekkage hadden. Die lekkage heeft [A] volgens mij verholpen.

V: Wat kan jij meer vertellen over die [C].

A: [C] is een man van middelbare leeftijd. Hij heeft een tenger postuur en heeft een lengte van 1 meter 80. Ik weet niet waar [C] woont, maar ik ontmoette hem vaak in een café in [Z]. Dit café was gelegen tussen […] en winkelcentrum […].

Ik weet nu ook niet waar [C] (is,) zijn 06 nummer is niet meer [bereikbaar] en ik heb hem ook niet meer gezien.

V: Wij denken dat jij meer weet over [C] en vinden je verhaal ongeloofwaardig. Wij geloven niet dat jij niets zou afweten van die kwekerij.

A: Ik wist niets van die kwekerij. Echt je moet me geloven.

V: Er zijn computers, mobiele telefoons, usb sticks in die woning aangetroffen. De computers zijn onderzocht. Weet jij wat op die computers is aangetroffen.

[A:] Er is niks bijzonders op die computers aangetroffen. Ik gebruikte een computer voor mijn werk. De andere computer was in gebruik bij [A].

V: Er zijn totaal 897 plantjes aangetroffen. Wat is jouw reactie daarop.

A: U zegt het. Ik wist daar niets van.

Ik begrijp dat ik [e]en probleem heb over die plantjes en dat ik verantwoordelijk ben voor die hennepkwekerij. U heeft mi[j] dat uitgelegd en ik begrijp dat.

V: De naheffing van Eneco is 5482,43 en heeft aangifte gedaan van diefstal stroom

Wat is jouw reactie daarop?

A: Ik schrik daarvan. Ik zou niet weten hoe ik dat moet betalen. Ik ben we[l] bereid om te betalen, maar ik zou niet weten hoe.”

3.4. Belanghebbende heeft in 2009 € 26.038 loon uit dienstbetrekking genoten. Met dagtekening 25 januari 2012 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de onderhavige aanslag opgelegd, waarbij hij zich op het standpunt heeft gesteld dat belanghebbende naast de looninkomsten inkomsten uit de hennepkwekerij heeft genoten. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarbij belanghebbende alsnog een aangifte voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen heeft ingediend. In deze aangifte heeft hij de door hem in 2009 genoten looninkomsten vermeld.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.1. In hoger beroep is in geschil of de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of:

– aannemelijk is dat belanghebbende inkomsten uit hennepteelt heeft genoten;

– de bewijslast terecht is omgekeerd en verzwaard;

– de schatting van de Inspecteur redelijk is.

4.1.2. In incidenteel hoger beroep is in geschil of de rechtbank de boetebeschikking terecht heeft vernietigd.

4.2. De onder 4.1.1 vermelde vragen worden door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend beantwoord. De onder 4.1.2. vermelde vraag wordt door belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoord.

4.3. Voor de standpunten waarop partijen hun stellingen doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de uitspraak van de rechtbank, alsmede tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.038.

5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover daarbij de boetebeschikking is vernietigd, en bevestiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze de boetebeschikking betreft.

Oordeel van de rechtbank

6.De rechtbank heeft omtrent het geschil het volgende overwogen:

”5. [Belanghebbende] heeft in het geding staande gehouden dat hij en [A] van de hennepkwekerij nooit iets hebben geweten. [Belanghebbende] heeft daarvoor verwezen naar het in 2 aangehaalde politieverhoor. [A] heeft eveneens ter zitting verklaard dat [belanghebbende] en hij geen weet hadden van de hennepkwekerij. Ter zitting heeft [belanghebbende] daar nog aan toegevoegd dat [A] alleen de derde etage gebruikte, hoewel die etage eigenlijk niet afzonderlijk bewoonbaar was omdat de badkamer zich op de vierde etage bevond. [A] sliep in de woning, maar was er verder bijna nooit en [belanghebbende] kwam er alleen op vrijdagmiddag in verband met zijn werk. Verder heeft [belanghebbende] aangevoerd dat hij schulden heeft en dat hij die niet zou hebben als hij, zoals verweerder stelt, een flink bedrag zou hebben verdiend met de teelt van hennep. [Belanghebbende] heeft ter zitting herhaald dat hij de ruimte waar de hennepkwekerij is aangetroffen aan [C] had verhuurd voor € 800 per maand. De rechtbank acht de verklaringen van [belanghebbende] en [A] ongeloofwaardig en het bestaan van [C] niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank [het] standpunt [van de Inspecteur] dat [belanghebbende] in 2009 inkomsten uit hennepteelt heeft genoten aannemelijk.

6.In artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) is bepaald dat indien niet de vereiste aangifte is gedaan, de rechtbank het beroep ongegrond dient te verklaren tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast). Vaststaat dat [belanghebbende] geen aangifte heeft gedaan. [Belanghebbendes] stelling dat hij geen uitnodiging tot het doen van aangifte heeft ontvangen, kan hem niet baten aangezien hij gelet op artikel 6, lid 3, van de AWR juncto artikel 2 van de Uitvoeringsregeling AWR verplicht was tot het doen van aangifte. Dit brengt mee dat [belanghebbende] overtuigend dient aan te tonen dat verweerder de inkomsten uit hennepteelt op een te hoog bedrag heeft berekend. Met hetgeen [belanghebbende] heeft aangevoerd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt, laat staan overtuigend aangetoond, dat het door [de Inspecteur] ter zitting nader berekende bedrag van € 58.749 te hoog is.

7.De omkering en verzwaring van de bewijslast geeft [de Inspecteur] niet de bevoegdheid de aanslag naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. Voor de berekening van de hoogte van de inkomsten uit hennepteelt is [de Inspecteur] uitgegaan van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna: BOOM). Volgens dat rapport levert een hennepplant gemiddeld 28,2 gram hennep op dat doorgaans aan growshops wordt verkocht voor een gemiddelde prijs van € 3,46 per gram. Uitgaande van één oogst van 897 wietplanten heeft [de Inspecteur] het resultaat berekend op 897 x 28,2 x € 3,46 = € 87.522. [De Inspecteur] heeft de aanslag daarom opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.038 + € 87.522 = € 113.615. [De Inspecteur] berekent de inkomsten nu op € 58.749. Door uit te gaan van slechts één oogst van 694 planten naar de in genoemd rapport vermelde normen en daarbij een bedrag van € 8.965 aan kosten in aftrek te brengen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een redelijke schatting.

8.De bij de aanslag opgelegd verzuimboete is opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte. Een verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte kan pas worden opgelegd nadat een belastingplichtige tot het doen van aangifte is aangemaand. [Belanghebbende] heeft aangevoerd dat hij de herinnering en de aanmaning tot het doen van aangifte nooit heeft ontvangen. [De Inspecteur] dient op grond van vaste jurisprudentie aannemelijk te maken dat de aanmaning op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat de aanmaning de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. In geding hebben partijen gereageerd op elkaars stellingen aangaande de vraag of [de Inspecteur] beschikte over het juiste adres van [belanghebbende], maar [de Inspecteur] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aanmaning überhaupt is verzonden. De verzuimboete is daarom ten onrechte opgelegd.”

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. Belanghebbende heeft niet (tijdig) aangifte gedaan. Hij stelt zich op het standpunt dat hij geen aangiftebiljet voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2009 heeft ontvangen en evenmin daartoe anderszins is uitgenodigd. De Inspecteur bestrijdt dit en stelt dat belanghebbende op 28 februari 2010 is uitgenodigd aangifte voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2009 te doen.

7.2. Op de Inspecteur rust de last aannemelijk te maken dat de uitnodiging tot het doen van aangifte op het adres van belanghebbende is ontvangen of aangeboden, dan wel dat deze hem anderszins heeft bereikt. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het aangiftebiljet per post naar belanghebbende is gezonden naar het bij de Belastingdienst bekende adres [b-straat 1], [0000 XX] te [Z]. De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat dit adres ten tijde van de verzending van de uitnodiging tot het doen van aangifte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) als belanghebbendes woonadres is vermeld alsmede dat per post verzonden stukken plegen te worden bezorgd of aangeboden op het daarop vermelde adres. Gelet hierop is de Inspecteur naar het oordeel van het Hof geslaagd in het bewijs van de ontvangst of aanbieding van de uitnodiging tot het doen van aangifte op belanghebbendes adres. Aan dit oordeel doet de enkele, niet nader onderbouwde stelling van belanghebbende dat hij geen aangiftebiljet heeft ontvangen noch anderszins tot het doen van aangifte is uitgenodigd, niet af.

7.3. Aangezien belanghebbende het hem uitgereikte aangiftebiljet niet tijdig heeft ingediend, moet worden geoordeeld dat hij niet de op grond van artikel 8, lid 1, van de AWR vereiste aangifte heeft gedaan. Op grond van artikel 27e, lid 1, van de AWR dient de rechter in dat geval het beroep ongegrond te verklaren, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het is derhalve aan belanghebbende om aan te tonen dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.

7.4. Belanghebbende is in die bewijslast niet geslaagd. Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Inspecteur, naar het oordeel van het Hof niet doen blijken dat hij, zoals hij stelt, de bovenste verdieping van de woning van de woning, waar de hennepkwekerij zich bevond, aan [C] heeft verhuurd en dat hij niet wist van het bestaan van de hennepkwekerij. De Inspecteur heeft gesteld en het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende die, naar hij tegenover de politie heeft verklaard, de woning wekelijks bezocht, weet had van het gebruik dat van de bovenste verdieping van de woning werd gemaakt en dat belanghebbende voor het gebruik van de bovenste verdieping als hennepkwekerij een tegenprestatie moet hebben ontvangen waarin de risico’s die voor hem aan de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de door hem gehuurde woning waren verbonden, op zakelijke wijze waren verdisconteerd. De verklaring van [D], die in de kern inhoudt dat belanghebbende de aansluiting van de elektra in zijn woning niet kan hebben gewijzigd, omdat hij daarvan geen verstand heeft, doet aan het voorgaande niet af, reeds omdat – veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de verklaring – deze de mogelijkheid openlaat dat een ander, al dan niet op verzoek van belanghebbende, de aansluiting van elektra in de woning heeft gewijzigd. De verklaring van [A] is te weinig specifiek om op grond daarvan te oordelen dat belanghebbende heeft aangetoond dat hij geen inkomsten heeft genoten uit de hennepkwekerij. Evenmin baat belanghebbende de stelling dat hij aanzienlijke schulden heeft die hij niet zou hebben in het geval hij inkomsten zou hebben genoten uit de teelt van hennep, omdat die stelling de mogelijkheid openlaat dat belanghebbende die inkomsten heeft aangewend voor andere doeleinden dan het aflossen van zijn schulden. De stelling van belanghebbende dat door een lekkage niet kan zijn geoogst, omdat de wietplanten door die lekkage zouden zijn beschadigd, is onvoldoende onderbouwd.

7.5. Het vorenstaande ontslaat de Inspecteur niet van de plicht een redelijke schatting te maken van het belastbare inkomen van belanghebbende. Voor de berekening van de hoogte van de inkomsten uit hennepteelt is de Inspecteur uitgegaan van het rapport ”Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna: BOOM). Volgens dat rapport levert een hennepplant gemiddeld 28,2 gram hennep op, die doorgaans aan growshops wordt verkocht voor een gemiddelde prijs van € 3,46 per gram. De Inspecteur heeft zich ter zitting van de rechtbank nader op het standpunt gesteld dat zijn aanvankelijke schatting, die gebaseerd is op één oogst in twee kamers (ruimte 1 en ruimte 2 volgens het rapport van Stedin) van in totaal 897 wietplanten bijstelling behoeft en dat uitgegaan moet worden van één oogst in één kamer (ruimte 1) van 694 wietplanten. Het aantal wietplanten heeft hij berekend door het aantal assimilatielampen dat in ruimte 1 is aangetroffen (48 lampen) te delen door het totaal aantal lampen dat in ruimte 1 en ruimte 2 is aangetroffen (62 lampen) en het quotiënt (48/62) te vermenigvuldigen met 897, zijnde het aantal wietplanten dat bij ontruiming van de hennepkwekerij is aangetroffen. Hij is daarbij ervan uitgegaan dat het aantal lampen in beide ruimten gelijkelijk verdeeld is geweest over de planten. Hiervan uitgaande heeft hij de opbrengst berekend op 694 x 28,2 x € 3,46 = € 67.714 -/- € 8.965 aan kosten = € 58.749. Het Hof acht de door de Inspecteur voor de berekening van de inkomsten uit de hennepkwekerij gebezigde uitgangspunten, welke op objectieve bevindingen zijn gebaseerd, alleszins redelijk. Niet redelijk is evenwel dat de Inspecteur het volledige resultaat van de hennepkwekerij aan belanghebbende heeft toegerekend. De vaststaande feiten laten naar het oordeel van het Hof geen andere conclusie toe dan dat ook anderen, in het bijzonder [C] en mogelijk [A], betrokken waren bij de hennepkwekerij. Daarvan uitgaande acht het Hof aannemelijk dat ook die anderen uit de hennepkwekerij inkomsten hebben genoten. Gelet op het een en ander stelt het Hof het aandeel van belanghebbende in het resultaat van de hennepkwekerij vast op 1/3e deel, derhalve op € 19.583. Dit betekent dat de aanslag dient te worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.787 -/- € 39.166 = € 45.621.

7.6. Aan belanghebbende is een verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte. Voor het opleggen van de verzuimboete van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is geen plaats als de aanmaning de belastingplichtige niet heeft bereikt, tenzij dat het gevolg is van aan de belastingplichtige toe te rekenen omstandigheden. Belanghebbende heeft gesteld dat hij de aanmaning tot het doen van aangifte nooit heeft ontvangen. Op de Inspecteur rust de last aannemelijk te maken dat de aanmaning op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat de aanmaning de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de aanmaning bij brief van 7 oktober 2010 per post naar belanghebbende is gezonden naar het bij de Belastingdienst bekende adres [b-straat 1], [0000 XX] te [Z]. Belanghebbende heeft deze stelling van de Inspecteur niet bestreden, ook niet nadat de Inspecteur hieromtrent incidenteel hoger beroep heeft ingesteld en bij dat geschrift een kopie van de aanmaningsbrief van 7 oktober 2010 heeft gevoegd, zodat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, ervan moet worden uitgegaan dat de aanmaning per post aan belanghebbende op voormeld adres is verzonden. De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat dit adres ten tijde van de verzending van de aanmaning in de GBA als belanghebbendes woonadres is vermeld, alsmede dat per post verzonden stukken plegen te worden bezorgd of aangeboden op het daarop vermelde adres. Gelet hierop is de Inspecteur naar het oordeel van het Hof geslaagd in het bewijs van de ontvangst of aanbieding van de aanmaning op belanghebbendes adres. Aan dit oordeel doet de enkele, niet nader onderbouwde stelling van belanghebbende dat hij geen aanmaning heeft ontvangen, niet af. Nu belanghebbende desondanks niet tijdig aangifte heeft gedaan is terecht een verzuimboete opgelegd. Het Hof acht de hoogte van de boete ad € 226 passend en uit een oogpunt van normhandhaving geboden.

7.7. Gelet op het hiervoor overwogene zijn het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep gegrond. Beslist dient te worden als hierna vermeld.

Proceskosten en griffierecht

8.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage vast op € 2.435 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank (2 punten à € 487 x 1 (gewicht van de zaak)) en het Hof (3 punten à € 487 x 1 (gewicht van de zaak)).

8.2. Voorts dient het griffierecht dat belanghebbende heeft betaald ter zake van het beroep ten bedrage van € 44 en het hoger beroep ten bedrage van € 118 aan hem te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de aanslag,
  • bevestigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de verzuimboete,
  • vermindert de aanslag tot een naar berekend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.621,
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.435, en
  • gelast de Inspecteur de ter zake van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierechten, in totaal € 162, aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Chr.Th.P.M. Zandhuis, P.J.J. Vonk en G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 24 juni 2014 in het openbaar uitgesproken. Wegens ontstentenis van mr. Zandhuis is de uitspraak ondertekend door mr. Vonk.

Bron: ECLI:NL:GHDHA:2014:2510

Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op