BTW over goederen en diensten

BTW over goederen en diensten

Omzetbelasting (BTW) wordt gegeven over de omzet van bedrijven. Alle bedrijven betalen BTW. Tenzij ze alleen maar vrijgestelde prestaties verrichten (zoals banken). Deze heffing van BTW kan in elk stadium van de productieketen zijn: van grondstof tot eindgebruiker. Ook over de distributie van goederen en diensten wordt BTW betaald.

Belastbare feiten voor de BTW

Wanneer BTW wordt geheven, wat de belastbare feiten zijn, staat beschreven in de Europese BTW-richtlijn. Er worden 5 belastbare feiten genoemd:

1. goederen invoeren (import);
2. goederen kopen in een andere EU-lidstaat door ondernemers (intracommunautaire verwerving (ICV));
3. nieuwe en bijna nieuwe vervoermiddelen kopen (motorvoertuigen, schepen en luchtvaartuigen) in een andere EU-lidstaat door particulieren.
4. goederen leveren (zoals objecten of elektriciteit);
5. diensten verlenen door ondernemers.

Leveren van goederen en verlenen van diensten

Goederen zijn volgens de Belastingdienst alle stoffelijke objecten. Maar het kan ook gaan om zaken zoals water en elektriciteit. Activiteiten die voor de BTW als het leveren van goederen worden beschouwd zijn bijvoorbeeld:

  • goederen die volgens een overeenkomst worden overgedragen;
  • goederen die worden afgegeven op basis van een huurkoopcontract (een kredietvorm waarbij de verkoper en de koper afspreken dat de koper eigenaar wordt van het product als de laatste termijn is afbetaald);
  • onroerende zaken die worden opgeleverd door een ondernemer die de goederen heeft geproduceerd met materialen die door de klant zijn geleverd;
  • goederen die een ondernemer voor privégebruik onttrekt aan zijn bedrijf.
  • goederen die zelf zijn geproduceerd, wanneer de ondernemer geen of slechts gedeeltelijk voorbelasting had kunnen aftrekken voor die goederen als hij deze bij een ander bedrijf zou hebben gekocht.

Diensten zijn voor de BTW alle prestaties die tegen betaling worden verricht en die niet onder het leveren van goederen vallen.

Plaats van de levering of de dienst

De Belastingdienst maakt onderscheidt tussen goederen en diensten. Dit gebeurt op basis van de plaats van de levering of de dienst:

  • Voor goederen kijkt de Belastingdienst naar de plaats waar de goederen zich bevinden op het moment van de levering.
  • Voor diensten kijkt de Belastingdienst eerst wie de afnemer is. Is de afnemer een ondernemer, dan is de plaats waar die ondernemer is gevestigd, ook de plaats van de dienst. Is de afnemer geen ondernemer, dan kijkt de Belastingdienst naar de plaats waar het bedrijf die de dienst verricht is gevestigd. Dit is de plaats van dienst.

Er zijn uitzonderingen op deze hoofdregels. Bijvoorbeeld:

  • goederen die in verband met de levering worden vervoerd. De plaats waar het vervoer begint, is in dit geval de plaats van levering;
  • diensten die betrekking hebben op een onroerende zaak. Deze diensten worden geleverd op de plaats van de onroerende zaak;
  • datering- en restaurantdiensten. Deze diensten worden geleverd op de plaats van bestemming.
  • de verhuur van een auto voor 1 week. De verhuur vindt plaats op de plek waar de auto aan de huurder wordt overgedragen.

Als er meerdere, elkaar opvolgende, leveringen zijn van geïmporteerde goederen, is de lidstaat van levering van deze goederen ook de plaats van alle leveringen.

Facturering

De factuur is een belangrijk document voor ondernemers en de berekening van de BTW. Een factuur:

  • geeft ondernemers die goederen of diensten kopen in principe recht op BTW-aftrek (van de voorbelasting);
  • laat zien waar de goederen of diensten vandaan komen;
  • over welke goederen of diensten het gaat;
  • hoeveel, wanneer en voor welke prijs de goederen of diensten zijn geleverd.

Eisen voor een factuur

De overheid stelt daarom eisen aan wat er op de factuur moet staan en wanneer het document moet worden verstuurd.

De ondernemer die de levering of de dienst verricht moet bijvoorbeeld altijd zijn naam, adres, woonplaats en BTW-identificatienummer op de factuur vermelden. Dit identificatienummer wordt gebruikt bij transacties binnen de Europese Unie (EU).

Als ondernemingen uit verschillende EU landen goederen leveren of diensten verrichten, moet de leverancier ook het btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur vermelden. Op die manier is het duidelijk met wie de ondernemer heeft gehandeld. Ook kan de Belastingdienst vaststellen of de ondernemer het BTW-tarief van 0% mag toepassen.

Btw-identificatienummer en verleggingsregeling

In een aantal gevallen betaalt niet de leverancier, maar de afnemer BTW. In dat geval wordt de belasting verlegd via verleggingregeling. De leverancier moet op de factuur aangeven dat hij gebruikmaakt van deze regeling. Ook moet hij zijn BTW-identificatienummer en het nummer van de afnemer vermelden.

Bron: rijksoverheid

Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op

Geef een reactie