Ontvankelijkheid bezwaar, verzending biljet aannemelijk

Ontvankelijkheid bezwaar. Verzending biljet aannemelijk. Uitdrukkelijke erkenning in bezwaar dat biljet niet is ontvangen.

rechtspraak

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20-01-2015
Datum publicatie
30-01-2015
Zaaknummer
13/01161
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:3582, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie

Algemeen. Ontvankelijkheid bezwaar. Verzending biljet aannemelijk. Uitdrukkelijke erkenning in bezwaar dat biljet niet is ontvangen.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01161

uitspraakdatum: 20 januari 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2013, nummer AWB 12/6407, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1Ontstaan en loop van het geding

1.1Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Daarbij is voorts heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd.

1.2Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag en beschikkingen inzake de heffingsrente en boete is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.4Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft en alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. drs. [A] als de gemachtigde van belanghebbende alsmede [B] namens de Inspecteur.

1.7De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Afschriften hiervan zijn aan partijen verzonden op 11 augustus 2014.

1.9Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Inspecteur een nader stuk ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het Hof het onderzoek op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heropend. Belanghebbende heeft schriftelijk op het nadere stuk van de Inspecteur gereageerd.

1.10Partijen hebben vervolgens het Hof schriftelijk toestemming verleend zonder nadere zitting uitspraak te doen. Naar aanleiding hiervan heeft het Hof bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

2De vaststaande feiten

2.1Aan belanghebbende is met dagtekening 20 april 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2009 opgelegd. Daarbij is aan belanghebbende voorts een vergrijpboete opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt het adres [a-straat] 64 te [Z]. Op dit adres is belanghebbende woonachtig. In de aanslag is een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen begrepen ter zake van – volgens de Inspecteur door belanghebbende verzwegen – vermogen op (een) buitenlandse bankrekening(en).

2.2Bij brief van 19 juni 2012 heeft de ontvanger belanghebbende gemaand tot het betalen van de onderhavige aanslag. Naar aanleiding van deze aanmaning, heeft belanghebbende bij brief van 20 juni 2012 een bezwaarschrift tegen de aanslag en boetebeschikking ingediend bij de Inspecteur. Het bezwaarschrift is op 21 juni 2012 door de Inspecteur ontvangen. Belanghebbende heeft daarbij onder meer gesteld dat hij het aanslagbiljet nimmer heeft ontvangen.

2.3Bij brief van 9 augustus 2012 heeft [C], medewerker van de Belastingdienst Centrum voor Infra en Exploitatie te Apeldoorn, de Inspecteur bericht dat het onderhavige aanslagbiljet op 17 april 2012 door de Belastingdienst ter postverzending is aangeboden en dat zich daarbij geen onregelmatigheid heeft voorgedaan.

2.4Op 12 oktober 2012 is (de gemachtigde van)belanghebbende (telefonisch) gehoord door de Inspecteur. Het verslag dat van het hoorgesprek is opgemaakt, behelst onder meer het volgende:

‘(…)

4. De volgende correcties/onderwerpen zijn besproken:

– Ontvankelijkheid van het bezwaar

– Buitenlandse bankrekening

5. De standpunten van gemachtigde kan als volgt weergegeven:

– Gemachtigde is van mening dat het bezwaar tijdig is ingediend. Het aanslagbiljet is door betrokkene niet ontvangen. Naar aanleiding van ontvangst van de aanmaning is bezwaar gemaakt. De bezwaartermijn gaat in vanaf de datum aanmaning.

– (…)

6. De volgende afspraken zijn gemaakt:

Bij de behandeling van het bezwaar zal worden beoordeeld of sprake is van ontvankelijkheid. Verder zijn er geen afspraken.’.

2.5De Inspecteur heeft op 15 november 2012 bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedaan. In de uitspraken op bezwaar is onder meer het volgende vermeld:

‘ (…)

Ontvankelijk

Belanghebbende heeft het aanslagbiljet niet ontvangen. U heeft bezwaar gemaakt nadat de aanmaning met dagtekening 19 juni 2012 is ontvangen. Uitgaande van deze dagtekening is het bezwaar tijdig ontvangen en het bezwaar ontvankelijk.

(…)’.

Inhoudelijk heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

2.6In de procedure bij de Rechtbank heeft de Inspecteur alsnog het standpunt ingenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. In haar uitspraak heeft de Rechtbank dit standpunt van de Inspecteur gevolgd en het bezwaar van belanghebbende tegen de onderhavige aanslag, heffingsrentebeschikking en boetebeschikking niet-ontvankelijk verklaard.

2.7Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Bij zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de Inspecteur als bijlage een op 7 februari 2014 opgemaakt rapport van [D], werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale Administratie Rechtshandhaving, overgelegd, waarin de gang van zaken met betrekking tot de verzending van het aanslagbiljet van belanghebbende is beschreven. De inhoud van dit rapport dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.

2.8Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014. Op 17 juli 2014 is vervolgens een op 11 juli 2014 gedagtekend nader stuk (met bijlagen) van de Inspecteur bij het Hof ingekomen. Dat stuk behelst, kort gezegd, een nadere toelichting op de gang van zaken met betrekking tot de verzending van het aanslagbiljet. De inhoud van dit nadere stuk dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.

2.9Naar aanleiding van het nadere stuk van de Inspecteur, heeft het Hof het onderzoek op de voet van artikel 8:68 Awb heropend en belanghebbende in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het nadere stuk van de Inspecteur. Van die gelegenheid heeft belanghebbende gebruik gemaakt.

3Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1In geschil is of het bezwaar van belanghebbende tegen onderhavige aanslag, heffingsrentebeschikking en boetebeschikking terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Rechtbank. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank voor een inhoudelijke behandeling ervan.

3.4De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4Beoordeling van het geschil

Nader stuk

4.1De Inspecteur heeft, na het sluiten van het onderzoek ter zitting in hoger beroep, op 17 juli 2014 een nader stuk met bijlagen ingediend bij het Hof. De inhoud van dit stuk leidde het Hof tot de conclusie dat het onderzoek in de zaak niet volledig is geweest. Hoewel aan belanghebbende kan worden toegegeven dat de Inspecteur het nadere stuk in een eerder stadium in de procedure had kunnen indienen, heeft het Hof hierin niettemin – met het oog op de waarheidsvinding – aanleiding gezien het onderzoek op de voet van artikel 8:68 Awb te heropenen. Daarbij is uiteraard het beginsel van hoor en wederhoor in acht genomen. Belanghebbende is door het Hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het nadere stuk van de Inspecteur, van welke gelegenheid belanghebbende gebruik heeft gemaakt. Naar het oordeel van het Hof kan niet worden gezegd dat belanghebbende door deze gang van zaken in zijn processuele belangen is geschaad.

Termijn indienen bezwaar

4.2De wettelijke bezwaartermijn van zes weken vangt aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking (artikel 22j, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Bekendmaking van een aanslagbiljet geschiedt – in beginsel – door toezending of uitreiking ervan door de belastingdienst aan de belastingplichtige. Indien de bekendmaking van het aanslagbiljet geschiedt door toezending, kan in de regel ervan worden uitgegaan dat met de terpostbezorging van het aanslagbiljet de bekendmaking heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, Awb.

4.3Belanghebbende heeft in wezen reeds in de bezwaarfase – voldoende gemotiveerd – betwist en zulks nadien in beroep en hoger beroep herhaald, dat het onderhavige aanslagbiljet rechtsgeldig naar hem is verzonden. In aanmerking genomen dat de Inspecteur de bewijslast draagt van feiten die bepalend zijn voor het aanvangstijdstip van de bezwaartermijn, dient hij te dezen aannemelijk te maken dat en wanneer het aanslagbiljet naar het (juiste) adres van belanghebbende is verzonden (vgl. HR 12 januari 2007, nr. 42739, ECLI:NL:HR:2007:AZ5902). Gelet op het in 2.7 bedoelde rapport en het in 2.8 bedoelde nadere stuk van de Inspecteur, acht het Hof hem erin geslaagd aannemelijk te maken dat het onderhavige, op 20 april 2012 gedagtekende aanslagbiljet op 17 april 2012 naar het juiste adres van belanghebbende ([a-straat] 64 te [Z]) is verzonden. Gelet hierop, heeft de bezwaartermijn in dit geval een aanvang genomen op 21 april 2012. Het op 20 juni 2012 gedagtekende bezwaarschrift van belanghebbende is op 21 juni 2012 bij de Inspecteur ingekomen. Dat is ruim ná het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken.

4.4Ten aanzien van een te laat ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan evenwel achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest (artikel 6:11 Awb).

4.5De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt, aldus vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, het vermoeden van ontvangst van het stuk door de geadresseerde. Belanghebbende heeft evenwel in de bezwaarfase reeds gesteld dat hij het onderhavige aanslagbiljet niet heeft ontvangen en dat hij eerst naar aanleiding van de aanmaning van de ontvanger op de hoogte geraakte van het bestaan van de aanslag, heffingsrentebeschikking en boetebeschikking. De Inspecteur heeft, na deze kwestie in het hoorgesprek te hebben besproken en na – naar mag worden aangenomen – een zorgvuldige heroverweging in bezwaar, dit standpunt van belanghebbende in de uitspraak op bezwaar als juist aanvaard. Eerst in beroep is de Inspecteur daarvan teruggekomen.

4.6In het betoog van belanghebbende ligt besloten de klacht dat het de Inspecteur niet is toegestaan terug te komen van de uitdrukkelijke erkenning in bezwaar dat belanghebbende het aanslagbiljet niet heeft ontvangen. Die klacht treft naar het oordeel van het Hof doel. Zonder aanvoering van nieuwe feiten, die evenwel ontbreken, is het naar het oordeel van het Hof de Inspecteur in de omstandigheden van het onderhavige geval niet toegestaan terug te komen van zijn eerder – weloverwogen – ingenomen standpunt in bezwaar dat belanghebbende het aanslagbiljet niet heeft ontvangen.

4.7Een en ander betekent dat in dit geding ervan moet worden uitgegaan dat belanghebbende het aanslagbiljet niet heeft ontvangen en dat hij eerst door de ontvangst van de aanmaning op de hoogte geraakte van het bestaan van de aanslag, heffingsrentebeschikking en boetebeschikking. Te dezen kan niet worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest van het (processueel vaststaande) feit dat belanghebbende het aanslagbiljet niet heeft ontvangen, zodat evenmin kan worden bepaald in wiens risicosfeer het niet-ontvangen van het aanslagbiljet door belanghebbende ligt. Vast staat dat belanghebbende direct na de ontvangst van de aanmaning van de ontvanger bezwaar tegen de aanslag en boetebeschikking bij de Inspecteur heeft aangetekend. Onder deze omstandigheden moet naar het oordeel van het Hof het voordeel van de twijfel, niet alleen voor de boetebeschikking maar ook voor de aanslag en de heffingsrentebeschikking, aan belanghebbende worden gegund. Mitsdien is – anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld – de conclusie gerechtvaardigd dat belanghebbende met het te laat indienen van het bezwaar redelijkerwijs niet in verzuim is geweest, zodat het bezwaar op de voet van artikel 6:11 Awb, gelijk de Inspecteur in zijn uitspraken op bezwaar heeft beslist, ontvankelijk dient te worden verklaard.

slotsom

Het hoger beroep van belanghebbende treft doel. De zaak dient, overeenkomstig het verzoek van belanghebbende, te worden teruggewezen naar de Rechtbank voor een inhoudelijke behandeling ervan.

5Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten die belanghebbende in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, stelt het Hof de vergoeding van in hoger beroep gemaakte kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op een bedrag van € 1.217,50 (2,5 punten voor proceshandelingen x € 487 x 1 voor de wegingsfactor). Opmerking hierbij verdient nog dat de beslissingen van de Rechtbank inzake de proceskosten en het griffierecht in stand worden gelaten door het Hof.

6Beslissing

Het Hof:

  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht;
  • wijst de zaak terug naar de Rechtbank ter verdere behandeling ervan;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende; vastgesteld op € 1.217,50; en
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. J.B.H. Röben, in tegenwoordigheid van mr. N.G.U. Bezemer als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015

De griffier, De voorzitter,

(N.G.U. Bezemer) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 22 januari 2015.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

ECLI:NL:GHARL:2015:397

Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op